De Horch 1A (of: Horch 108) was een Duitse off-road personenauto uit het interbellum en de Tweede Wereldoorlog. De eerste prototypes van deze auto werden halverwege de jaren dertig gebouwd en de serieproductie begon in 1938 en duurde tot 1941. Het voertuig was 4,85 meter lang, 2,04 meter hoog en 2 meter breed en het leeggewicht bereikte 3600 kilogram. De aandrijving werd verzorgd door een enkele 8-cilinder Auto-Union-motor met een inhoud van 3,8 liter en een vermogen tot 81 pk. Na verloop van tijd werd echter de Ford-motor (geproduceerd in Duitsland) met een vermogen van 78 pk gebruikt. De Horch 1A is ontwikkeld voor de behoeften van de Duitse krijgsmacht, die met zijn snelle expansie na 1933 als doel had een universeel, licht en mogelijk betrouwbaar personen-off-road voertuig te verkrijgen. De fabriek in Horch voldeed aan deze behoeften door het onderstaande voertuig te ontwikkelen. Het voertuig maakt gebruik van oplossingen zoals bijvoorbeeld vierwielaandrijving, onafhankelijke wielophanging van elk wiel of de mogelijkheid om alle wielen te draaien. Hoe dan ook, de laatste oplossing bleek in de loop van de operatie zeer onsuccesvol te zijn. Het is vermeldenswaard dat al in de loop van de Tweede Wereldoorlog het ontwerp van de auto werd vereenvoudigd, wat zich bijvoorbeeld manifesteerde door het verlaten van de uitsparingen in de romp voor reservewielen. Horch 1A diende tot 1945 op vrijwel alle fronten in de Duitse strijdkrachten.
De beslissende invloed op de vormgeving van de organisatie en de tactiek van de Duitse infanterie vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was enerzijds de ervaring van de vorige Wereldoorlog, maar ook theoretische werken die in de jaren 1920 en 1930 werden gecreëerd, die vaak benadrukte de noodzaak om de Duitse infanterie te zien als een instrument voor het voeren van een offensieve oorlog. Dit had gevolgen voor zowel de uitrusting als de organisatie van de Duitse infanteriedivisie, die tijdens de septembercampagne van 1939 bestond uit 3 infanterieregimenten die elk waren verdeeld in 3 infanteriebataljons, een artilleriecompagnie en een antitankcompagnie. Daarnaast waren er tal van ondersteunende eenheden, waaronder: een artillerieregiment met 4 artillerie-eskaders (waarvan één zwaar), een antitankbataljon, een sapperbataljon en een communicatiebataljon. In totaal is de zogenaamde infanteriedivisie In de eerste mobilisatiegolf waren er ongeveer 17.700 mensen en had een aanzienlijk artillerie-onderdeel, maar was ook overvloedig uitgerust met machinegeweren. Het had ook moderne en efficiënte - voor die tijd - communicatie- en commandomiddelen. In de loop van de oorlog ondergingen infanteriedivisies een transformatie - in 1943 werden sommige van hen omgevormd tot gepantserde grenadierdivisies. Vanaf 1943 bestond de standaardafdeling van de "traditionele" infanterie echter uit ca. 12.500 man (en niet ca. 17.700 zoals in 1939), en ook de artilleriecomponent - vooral zware artillerie - werd daarin verminderd, terwijl de anti- tankverdediging aanzienlijk verbeterd. Aangenomen wordt dat gedurende de hele Tweede Wereldoorlog ongeveer 350 infanteriedivisies in de Wehrmacht hebben gediend.